0%
Welkom
Thema's

De geschiedenis

Tot ongeveer 1985 was de positie van sportpsychologie in Nederland marginaal. Op de Nederlandse universiteiten werd weinig aandacht besteed aan sportpsychologie. Zo werden er nauwelijks cursussen op het gebied van de sportpsychologie gegeven en sportpsychologisch onderzoek werd slechts incidenteel uitgevoerd, zonder structurele plaats in het universitaire onderzoek.

De onderzoekers die zich wel richtten op sportpsychologisch onderzoek, namen onderwerpen aan die overduidelijk sportpsychologisch van aard waren. Zo onderzocht Peter Blitz (1989) aan de Universiteit van Amsterdam concentratieverstoringen bij tafeltennissers, en Johan Hueting (1988) en collega’s aan de Vrije Universiteit Brussel onderzochten de invloed van doping op prestatie, aandacht en gevoelens. Ook aan de universiteiten van Nijmegen en Amsterdam vond onderzoek plaats naar motorische vaardigheden en bewegingssturing. Echter, sportpsychologie had nog geen duidelijke eigen identiteit.

Op de academies voor lichamelijke opvoeding (ALO’s) werd geen sportpsychologie gedoceerd, en ook in de opleidingen tot trainer en coach ontbrak het vakgebied. Deze opleidingen werden verzorgd door sportbonden of het NOC*NSF.

In de media was de perceptie van sportpsychologie overwegend negatief. Van Wissen, een prominente sportjournalist in de jaren 80-90, schreef in 1989: “En dan moet ik beginnen met de vaststelling dat er in de Nederlandse sportjournalistiek een diep wantrouwen bestaat met betrekking tot de sportpsychologie en de beoefenaren daarvan.”

Kentering
Rond 1985 begon een verandering. De benoeming van John Whiting aan de faculteit der Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit in 1978 was hierin cruciaal. Whiting, internationaal gerespecteerd, publiceerde samen met Bakker het eerste Nederlandse studieboek over sportpsychologie (Bakker & Whiting, 1984). Dit boek werd later geactualiseerd en vertaald in meerdere talen. Na Whitings benoeming werden cursussen in sportpsychologie structureel opgenomen in het onderwijsprogramma van de faculteit Bewegingswetenschappen, en studenten konden hun afstudeeronderzoek doen in dit vakgebied. Sportpsychologisch onderzoek kreeg toen een vaste plaats in het onderzoeksprogramma.

Heden
Tegenwoordig is de positie van sportpsychologie aan Nederlandse universiteiten versterkt. Aan de Rijksuniversiteit Groningen is een inleidende sportpsychologiecursus opgenomen in het programma, en studenten kunnen deelnemen aan diverse onderzoeksprojecten (bijv. Elferink-Gemser, 2005 en Jordet & Hartman, 2008). De Universiteit van Amsterdam biedt binnen de opleiding Psychologie drie cursussen sportpsychologie aan, verzorgd door Gerald Weltevreden en collega’s, die ook studenten begeleiden bij onderzoek in dit vakgebied. In Nijmegen wordt sinds het cursusjaar 2009-2010 een programma aangeboden waarin studenten zowel cursussen als onderzoeksprojecten in sportpsychologie kunnen volgen.

Samenvattend kan gezegd worden dat vanaf september 2009 sportpsychologie een vaste plaats heeft op vier universiteiten in Nederland. Hoewel de omvang van deze programma’s per universiteit verschilt, is de kans dat sportpsychologie verdwijnt uit het universitair onderwijs en onderzoek aanzienlijk kleiner dan 25 jaar geleden. De laatste jaren is er ook langzaam maar zeker meer aandacht voor sportpsychologische thema’s binnen de verschillende ALO’s.

Opdracht
George Santayana schreef begin vorige eeuw:
 
“Wie de geschiedenis niet kent is gedoemd haar te herhalen.
 
Waarom is deze uitspraak juist op de sportpsychologie van toepassing?
Deel jouw antwoord op het forum hieronder.