Al aan het eind van de negentiende eeuw voerde Norman Triplett (1898) het eerste sportpsychologische onderzoek uit. Hij ontdekte dat wielrenners harder gingen fietsen als er mensen in de buurt waren, het zogenaamde ‘sociale facilitatie-effect’.
Sociale facilitatie verwijst naar de neiging van mensen om eenvoudige taken beter uit te voeren wanneer anderen aanwezig zijn. Dit fenomeen geldt bijvoorbeeld voor een muzikant die een goed ingestudeerd stuk beter speelt voor een publiek, en voor een jogger die sneller loopt wanneer hij langs een groep mensen komt, zelfs als deze mensen niet naar hem kijken.
Bij complexe taken kan sociale facilitatie echter ook een negatieve invloed hebben. Iemand die een muziekstuk nog niet goed beheerst, zal slechter spelen voor een publiek, en een ongetrainde jogger zal de inspanning zwaarder vinden als hij langs toeschouwers rent.
Er zijn verschillende verklaringen voor dit verschijnsel. De meest geaccepteerde theorie is dat twee factoren een rol spelen: de aanwezigheid van anderen leidt tot verhoogde opwinding (extra spanning en alertheid), en de persoon die de taak uitvoert, voelt zich beoordeeld door de aanwezigen.
In het bewegingsonderwijs is dit effect ook bekend, maar dan onder de naam ‘etalage-effect’ (de Groot, 2020). Het etalage-effect in de lessen bewegingsonderwijs kan leiden tot heftige negatieve, soms traumatiserende, ervaringen bij minder vaardige of zware kinderen. Wanneer iedereen naar hun falen kijkt, kan dit een grote psychologische impact hebben.
Het mooie aan onderzoek in de sportpsychologie is dat het zich richt op praktische toepassingen om juist de mentale toestand van sporters (in ons geval leerlingen) te optimaliseren. Zo legde tweevoudig Olympisch kampioen schaatsen Kjeld Nuis (rechts) recent uit wat de samenwerking met een sportpsycholoog hem opleverde:
“Het is geen hogere wiskunde. Het simpelste wat ik geleerd heb is het accepteren van dingen. Bijvoorbeeld, je bent ziek… Daar heb je het maar mee te doen. Dit zijn nu de omstandigheden, de situatie. Je gaat nu gewoon de dingen doen die je moet doen, je taakjes, heel simpel.”
In hetzelfde interview legt Nuis uit dat hij op eigen initiatief deze samenwerking was gestart, omdat er geen sportpsycholoog door zijn schaatscoach in het begeleidingsteam was opgenomen.
In deze module richten wij ons daarom vooral op mentale training. Mentale training wordt gedefinieerd als:
“Het systematisch leren en trainen van mentale vaardigheden met als doel sportprestaties te verbeteren en het sportplezier te behouden” (Hanemaaijer-Slottje et al., 2021)
Mentale vaardigheden zijn de vaardigheden die nodig zijn om innerlijke processen te sturen (www.hilkajelsma.nl). Denk hierbij aan vaardigheden zoals focus/concentratie, spanningsregulatie en doelen stellen.
Opdracht
Beschrijf een praktijksituatie uit jouw les, waarbij de mentale vaardigheden van de leerling het sportplezier en/of het plezier in bewegen beïnvloedde.