Beste collega's,

Er is weer nieuwe informatie. Vandaag zijn er beschrijvingen van het beweeggedrag van leerlingen met een bepaalde modaliteit toegevoegd.

Beweeggedrag

Ik heb proberen aan te geven hoe het beweeggedrag van een leerling met een bepaalde modaliteit er (ongeveer) uit zal zien.

Ik ben benieuwd of je op basis van de beschrijving een specifieke leerling(en) voor ogen hebt. Ik hoor dit graag.

Vragen, ik hoor ze graag

Zijn er op basis van deze beschrijvingen van het beweeggedrag vragen, dan hoor ik het graag.

BEWEEGGEDRAG

Bij leerlingen met een sparrende modaliteit zie je vaak beweeggedrag dat zich laat omschrijven als:

  • Inspannend bewegen ten opzichte van weerstand/tegenstand waardoor eventueel ‘strijd’ opgeroepen wordt
  • Het aanspreken van kracht en conditionele aspecten en/of tactiek en doorzettingsvermogen
  • De aandacht is gericht (de focus ligt) op gestelde (meetbare) doelen, uitdagingen, limieten etc.

Bij leerlingen met een lerende modaliteit zie je vaak beweeggedrag dat zich laat omschrijven als:

  • Het veelvuldige en herhalend oefenen van bewegingsvaardigheden
  • Inslijpen van technieken en nadoen van gegeven voorbeelden
  • Het aanspreken van het lerend vermogen en bewustzijn op/over het bewegen
  • De aandacht is gericht op de voorgeschreven uitvoeringswijze van bewegen, op de eindvorm.

Bij leerlingen met een ontmoetende modaliteit zie je vaak beweeggedrag dat zich laat omschrijven als:

  • Het verkennen, herkennen en erkennen van mogelijkheden en fascinaties
  • Het kennismaken met de materiële, sociale, en /of formele aspecten binnen de bewegingssituatie(s) en/of bewegingsverband
  • Het aanspreken van nieuwsgierigheid en het opdoen van nieuwe ervaringen
  • De aandacht is gericht op ‘buiten’, op interactie en een relatie met ‘de (sociale) wereld’.

Bij leerlingen met een vierende modaliteit zie je vaak beweeggedrag dat zich laat omschrijven als:

  • Het (tijdloos) verblijven binnen een bewegingscontext, het recreëren
  • Het ‘in flow’ zijn
  • Het aanspreken van ontspanning, vanzelfsprekendheid, automatismen en onbewust bewegen
  • De aandacht kan zowel gericht zijn op ‘binnen’ als ‘buiten’

ACTIVITEITEN

Binnen de verschillende modaliteiten kun je het beste kiezen voor activiteiten die een beroep doen op……….

Het leren kennen van je kunnen

  • Het opnemen tegen het materiaal
  • Het opnemen tegen de ander
  • Het meten van je kracht, snelheid, leningheid etc
  • Het ontdekken van eigen en andermans grenzen
  • En daarmee ook het winnen en verliezen

Het leren kunnen

  • Het leren van een kunstje of een trucje
  • Ergens beter, goed in worden
  • Het beheersen van het materiaal of de uitdaging
  • Je ergens prettig in/bij voelen
  • Het competent worden in iets

Het leren (gaan) kennen van

  • Het tegenkomen van het materiaal
  • Het tegenkomen van de ander
  • Het ervaren van diverse zintuiglijke prikkels
  • Contact maken en ervaren van bewegingsactiviteiten
  • Ervaren hoe het eraan toegaat bij bepaalde activiteiten

Het kunnen

  • Ongedwongen en onnadrukkelijk iets doen
  • Ontspannen verblijven binnen activiteiten
  • Leren spelen en laten spelen
  • Los zijn van het resultaat en prestaties
  • Spelen zonder inspanning

Vieren is sterk verbonden met competentie. Het gaat over activiteiten die kinderen ervaren als ‘dit kan ik’ en veelal ook aan ‘dit vind ik fijn’. Het zijn veelal activiteiten die herhalend worden gedaan.  Het ‘gewoon’ spelend bezig zijn.

Groeten en een fijne dag,

Theo