Sommige kinderen willen wel bewegen, maar hun lichaam werkt niet mee.
Kinderen met Developmental Coordination Disorder (DCD) ervaren dat hun motoriek niet vanzelfsprekend is: bewegingen verlopen trager, minder vloeiend of niet zoals bedoeld. Dit kan leiden tot frustratie, onzekerheid en sociale terugtrekking. Deze kinderen hebben geen extra druk nodig, maar een benadering die hen ondersteunt en begrijpt. In dit artikel ontdek je hoe je als professional kunt inspelen op hun behoeften met behulp van het OPA-model en het MATCH-principe — twee praktische en krachtige instrumenten voor inclusiever onderwijs in bewegen en meer plezier in bewegen.
Wat is DCD?
DCD staat voor Developmental Coordination Disorder, ofwel een coördinatie-ontwikkelingsstoornis. Kinderen met deze stoornis hebben moeite met het aanleren en coördineren van bewegingen. Alledaagse taken zoals rennen, fietsen, knippen of vangen zijn voor hen vaak lastiger dan voor leeftijdsgenoten. Ze worden regelmatig als ‘onhandig’ bestempeld, vallen vaker, botsen tegen anderen aan of mijden beweegsituaties uit angst om te falen. Dit heeft gevolgen voor hun beweegontwikkeling, maar ook voor hun zelfvertrouwen en sociale participatie.
Met het OPA-model (Omgeving, Persoon, Activiteit) krijg je als professional inzicht in de factoren die het beweeggedrag beïnvloeden. Je kijkt systematisch naar wat je ziet, hoe je dat duidt en welke acties je kunt ondernemen.
Na deze analyse volgt de stap naar handelen. Hiervoor gebruiken we het MATCH-principe — een aanpak die het mogelijk maakt om activiteiten, omgeving en begeleiding optimaal af te stemmen op de behoeften van kinderen met DCD. In een aanvullend artikel gaan we dieper in op gedragsprofilering met behulp van het B-SMECS-classificatiemodel, waarin je leert beweeggedrag gedrag systematisch te analyseren aan de hand van concrete voorbeelden.
MATCH: vijf handvatten om beter aan te sluiten

Met toestemming overgenomen uit het boek Onderwijs in Bewegen op de Basisschool, p. 288
MATCH staat voor: Modify, Alter, Teach, Change the environment, Help by understanding. Het biedt concrete strategieën om activiteiten, materialen en omgevingen zó aan te passen dat kinderen met DCD optimaal kunnen deelnemen. Deze aanpak ondersteunt een inclusieve en ontwikkelgerichte manier van werken.
1. Modify – Pas activiteiten, regels of materialen aan
- Creëer succeservaringen door spelvormen af te stemmen op het motorische niveau van het kind.
- Leg de nadruk op plezier en beweegontwikkeling, niet op winnen of snelheid.
- Laat kinderen meedenken over spelregels; dit vergroot betrokkenheid en motivatie.
Voorbeelden:
- Laat een kind eerst individueel of in een kleine setting oefenen voordat het in groepsverband deelneemt.
- Vermijd complexe dubbeltaken zoals bewegen en tegelijk rekenen.
- Benoem ook inzet als succes: “Je volgde de bal goed, ook al ving je hem nog niet.”
2. Alter – Verander de fysieke omgeving
- Verminder visuele en fysieke prikkels in de gymzaal om afleiding en struikelgevaar te beperken.
- Markeer looproutes met hoepels of gekleurde tape, en creëer duidelijke zones.
- Voorzie rustige startplekken waar kinderen zich kunnen voorbereiden.
- Betrek kinderen bij de inrichting van de ruimte voor meer eigenaarschap.
3. Teach – Geef duidelijke en gestructureerde instructie
- Geef korte, heldere instructies met visuele ondersteuning of demonstraties.
- Geef extra tijd om bewegingen te plannen en op te starten.
- Werk met vaste routines en herhaal instructies in kleine, overzichtelijke stappen.
- Laat kinderen eerst observeren of een klasgenoot spiegelen.
- Stimuleer actief denken met concrete vragen zoals: “Wat zou je als eerste kunnen doen?”
- Oefen bewegingen in een vaste volgorde en herkenbare context voordat je gaat variëren.
- Creëer een veilige leeromgeving waarin fouten maken hoort bij het leerproces.
4. Change the environment – Betrek het netwerk rondom het kind
- Stem de aanpak op school en thuis op elkaar af door samenwerking met ouders.
- Communiceer duidelijk over doelen, aanpak en voortgang.
- Vraag ouders naar situaties waarin het kind thuis wél plezier beleeft aan bewegen.
- Betrek het kind bij keuzes over materiaal, taakverdeling of pauzes.
5. Help by understanding – Bied hulp en begrip
- Zie wanneer een kind vastloopt en bied ondersteuning met geduld, uitleg en vertrouwen.
- Wees alert op signalen van frustratie, terugtrekgedrag of passiviteit.
- Benoem kleine stappen als groei: “Je durfde het vandaag te proberen – knap!”
- Let bij nieuwe activiteiten op signalen van onzekerheid, zoals terughoudendheid of stilte.
- Voorbeeld: een kind stopt midden in een tikspel en kijkt onzeker rond. Ga rustig naar het kind toe, benoem wat je ziet, en geef de opdracht opnieuw in kleinere stappen.
Een integrale en inclusieve aanpak
Kinderen met DCD hebben een benadering nodig die verder kijkt dan alleen het individuele kind. Denk aan:
- Begrip en bewustwording: Weet wat DCD betekent voor balans, coördinatie, timing en automatiseren.
- Flexibiliteit in het curriculum: Varieer in tempo, structuur en inhoud van beweegactiviteiten.
- Aanpassing van de omgeving: Bied rust, overzicht en structuur met hulpmiddelen die motorische planning ondersteunen.
- Gerichte ondersteuning: Denk aan visuele stappenplannen, extra voorbereidingstijd, herhaling en coaching.
- Ouderbetrokkenheid: Ouders geven waardevolle inzichten in wat thuis werkt.
- Continue evaluatie: Blijf onderzoeken wat werkt, stel bij waar nodig.
Met deze aanpak verlaag je drempels en vergroot je de kans op succeservaringen.
Conclusie – Van begrip naar meer bewegen
Het MATCH-principe biedt een praktisch en krachtig hulpmiddel om het beweeggedrag van kinderen met DCD beter te begrijpen en te begeleiden. In combinatie met het OPA-model en gedragsprofilering geeft het professionals inzicht én richting.
Door goed te observeren, doelgericht te analyseren en bewust te handelen, creëer je een veilige en stimulerende leeromgeving. Een omgeving waarin kinderen met DCD zich vrij kunnen bewegen, leren en groeien – op hun eigen tempo en met plezier.