Herken je dit? Je loopt langs een groep mensen en je tempo gaat ongemerkt omhoog. In de gymles zie je hetzelfde: een groep jogt langs klasgenoten en versnelt spontaan; een leerling die een oefening eindeloos herhaalt, doet hem tijdens de demo ineens wél goed. Dat is geen toeval. Al in 1898 zag Norman Triplett dat wielrenners harder fietsen wanneer er anderen in de buurt zijn: sociale facilitatie.
Wat is sociale facilitatie?
Heel kort: eenvoudige of goed geoefende taken gaan vaak beter met publiek; moeilijke of nog niet beheérste taken juist slechter zodra iemand zich bekeken voelt. Zajonc (1965) noemde dit de drive theory: de aanwezigheid van anderen verhoogt opwinding, waardoor onze dominante respons sterker wordt. Wat je al kunt, lukt dus sneller/scherper; wat je nog leert, hapert eerder.
Twee factoren spelen mee:
- Meer opwinding: je lijf staat ‘aan’, alertheid en spanning nemen toe.
- Beoordelingsdruk: het gevoel dat anderen kijken en iets van je vinden.
In de gymzaal: het etalage-effect
In het bewegingsonderwijs spreken we vaak van het etalage-effect (de Groot, 2020): minder vaardige of zwaardere leerlingen, nieuwkomers of onzekere kinderen voelen zich snel bekeken, vooral bij demo’s of klassikale momenten. Naast opwinding speelt ook sociale vergelijking (Festinger, 1954): kinderen schatten hun kunnen af tegen dat van anderen. Als falen “in de etalage” staat, kan dat hard binnenkomen, soms blijft zo’n moment lang hangen.
Observatie:
Bij een sprongvorm zie je soms letterlijk hoe een kind kleiner wordt zodra alle ogen erop gericht zijn, schouders omhoog, blik naar beneden, korter aanlopen.
Topsport als spiegel
Schaatser Kjeld Nuis zei over werken met een sportpsycholoog: “Het is geen hogere wiskunde. Het belangrijkste is accepteren wat er is en dan je taakjes doen.” Topsport laat zien wat in onderwijs net zo werkt: acceptatie, taakfocus en rust in het hoofd. Mentale routines (ademhalen, herfocussen, taakstapje herhalen) helpen ook kinderen om met spanning om te gaan.
Mentale training: wat is het en waarom in onderwijs?
Wij gebruiken mentale training als: het systematisch leren en oefenen van mentale vaardigheden om prestatie én plezier te verbeteren (Hanemaaijer-Slottje e.a., 2021). Denk aan focus/concentratie, spanningsregulatie en doelen stellen. In onderwijs is dat feitelijk zelfregulatie: leren schakelen tussen spanning en rust, tussen actie en reflectie.
Concreet voorbeeld: vóór een sprong drie rustige ademhalingen, één cue in je hoofd (‘knieën hoog’), na de landing één woord evaluatie (‘stabiel?).
Wat kun jij morgen al doen?
1) Kies de juiste setting per taak
- Nieuw/moeilijk: klein groepje, uit de kijklijn, keuzevrijheid.
Voorbeeld: bij koprol leren: achter een schermwand (landingsmat op de kar) of in een hoek met 3 matten en 2 leerlingen; jij coacht één cue per keer. - Bekend/makkelijk: mag in het midden, eventueel met publiek.
Voorbeeld: touwzwaaien dat al lukt? In het centrale vak met een aanloopstrook, toeschouwers op veilige afstand.
2) Ontwerp korte succeservaringen
- Laat leerlingen kiezen uit twee varianten (makkelijker/uitdagender).
Voorbeeld: ‘Wil je vandaag A (lage bank) of B (hogere bank) proberen?’
3) Maak mentale training zichtbaar
- Benoem het doel: ‘Vandaag trainen we focus: één aandachtspunt per poging.’
- Kort evalueren met 0/1/2: 0 = nog niet, 1 = deels, 2 = gelukt.
Voorbeeld: na elk setje: ‘Focus-score?’ → duim / twee vingers → snelle check-in en door.
4) Verlaag etalagedruk bij demo’s
- Demo’s optioneel en kort; laat twee versies zien (A & B) door leerlingen die dat willen.
Voorbeeld: “Wie wil de A-versie laten zien? Wie de B-versie?” → applausregels: we klappen voor inspanning (de poging), niet voor de perfectie. - Kijklijnen sturen: publiek diagonaal, niet frontaal.
Voorbeeld: zet de groep 45° schuin zodat één kind nooit alle blikken vangt.
5) Laat eigenaarschap spreken
- Trots-moment: ‘Waar was je zélf tevreden over?’ (kort en bonding; 1 zin).
- Volgende microstap: ‘Wat probeer je in je volgende poging?’ (1 cue).
Voorbeeld: ‘Ik hield mijn blik vooruit → volgende keer knieën iets hoger.’
De winst
Met slim gekozen context, gedoseerde druk en korte, frequente mentale routines ontstaat veiligheid én progressie. Zo wordt de gymzaal geen etalage, maar een oefenplek waar iedereen mag groeien — zichtbaar, veilig en met plezier.
Denk eens na over een werkvorm of kleine stap die je kunt zetten om morgen de etalagedruk te verminderen én voor ieder kind een succesmoment zichtbaar te maken.
Meer informatie?
Bekijk ook eens het eerste thema van de onlinecursus sportpsychologie in het onderwijs en de sport.