Nieuwste aanvulling
Onderzoekers is de Lichamelijk Opvoeding reageren met een artikel ‘Stoppen met beoordelen is geen oplossing’. Ze dragen een aantal inhoudelijke argumenten aan waarom stoppen met beoordelen geen oplossing is.
Ze besluiten hun artikel met de woorden: ‘Stoppen met beoordelen’ lijkt voor sommigen misschien de makkelijkste weg, maar het is gezien de belangrijke functies van toetsing in het onderwijs geen oplossing.
Toegevoegd
Voor deze IN GESPREK OVER… zijn de twee artikelen van Jaap Verhagen hier opgenomen. Je kunt ze lezen en downloaden.
De inzet van meetinstrumenten voor motorische vaardigheden
De afgelopen jaren zien we een flinke toename van het gebruik van meetinstrumenten voor motorische vaardigheden. Deze groei lijkt mede tot stand gekomen door de stimulerende invloed van het Nationaal Sportakkoord.
De stelling luidt:
‘Het gebruik van motorische testen binnen het bewegingsonderwijs is een goede zaak en moet verder worden uitgebouwd.’
Toelichting
Een meetinstrument voor motorische vaardigheden kan de ontwikkeling van kinderen op een gestructureerde manier in kaart brengen.
Onder meetinstrumenten voor motorische vaardigheden verstaan we zowel leerlingvolgsystemen (LVS) als motorische testen.
- Leerlingvolgsystemen (LVS) volgen de motorische ontwikkeling door de jaren heen door frequente meetmomenten.
- Motorische testen bepalen de motorische vaardigheden van een kind op één meetmoment (De Jonge et al., 2020).
Een meetinstrument voor motorische vaardigheden kan worden ingezet om:
- motorische vaardigheden en vorderingen op leerling-, klas- en schoolniveau bij te houden;
- kinderen met motorische achterstanden te diagnosticeren;
- informatie voor de lesinhoud van het bewegingsonderwijs te leveren;
- effecten van beweegprogramma’s te evalueren.
Meningen zijn verdeeld en divers
Brouwer (2022) sluit zijn artikel over ‘Wat is de zin van testen in het bewegingsonderwijs’ af met de conclusie “Afrondend zal het duidelijk zijn dat ik geen voorstander ben van het afnemen van testen bij bewegingsonderwijs. Ik zie de voordelen niet en wel veel nadelen. Hoogstens in specifieke situaties waarbij er twijfel is over de te volgen aanpak zou het kunnen helpen, mits communicatief zeer goed begeleid. Goed volgen is ingewikkelder maar veel zinvoller. Maar ik laat me graag van het tegendeel overtuigen.”
Op de site van de MQ-scan wordt iets meer anders gecommuniceerd. Gesteld wordt dat “Motoriek speelt een cruciale rol in de gezondheid van kinderen. MQ Scan heeft een unieke methode ontwikkeld om de motorische ontwikkeling van kinderen te meten én verbeteren in de basisschooltijd. Snel, simpel en betrouwbaar.”
Meer nuance en achtergrond is te lezen in het artikel ‘De ontwikkeling van de MQ-scan’.
Als laatste citeer ik hier graag Herman Verveld in ‘Actuele grondslagen van het bewegingsonderwijs’. Verveld stelt: “Ook In de LO-opleiding van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) en Fontys Hogeschool Eindhoven wordt er bijvoorbeeld voor gepleit ‘dat elk kind in Nederland wordt getest op beheersing van motorische vaardigheden aan het einde van groep twee’ (Platvoet, Teunisse & Rozer (2016, p. 37) met als doel de om zich heen grijpende bewegingsarmoede van de huidige populatie leerlingen tegen te gaan. Deze wildgroei aan motorische tests In het bewegingsonderwijs heeft tot gevolg dat In de lessen allerlei circuitlesjes gedraaid worden, waarbij de verschillende basisvaardigheden en grondvormen van bewegen aan bod komen en getest worden. Dat is ‘terug naar de lichamelijke oefening, de “homo adidas”, zou Midas Dekkers (2006) zeggen. Niet duidelijk is wat er naderhand met deze meetresultaten wordt gedaan en wat het vervolg en gevolg ervan is bij het aangaan en onderkennen van beweeguitdagingen van de beweegactiviteiten.” (Vermeer (red), 2020, p. 68).
En..... Wat vind jij ervan?
Is het belangrijk binnen het bewegingsonderwijs meer aandacht te (gaan) besteden aan motorische testen? Of vind je dat er te veel waarde gehecht wordt aan ‘motorisch meten’ en dat dit weinig oplevert voor de praktijk van het bewegingsonderwijs.
Deel hier je mening, ideeën en overwegingen.
4 Reacties
Testen is wel degelijk van belang voor kwalitatief bewegingsonderwijs. Dit moet echter niet zonder doel/plan gebeuren. Testen om te testen verbeterd het bewegingsonderwijs uiteraard niet, maar testen met een plan en vervolgstappen uiteraard wel. Het zorgt ervoor dat leerlingen vroegtijdig in beeld komen bij een motorische ondersteuningsbehoefte (zowel voor de leerlingen met meer behoefte aan hulp als de leerlingen die meer behoefte hebben aan uitdaging). Wij gebruiken hiervoor de 4 S’en test en het LVS BeweegBaas. In groep 3 worden alle leerlingen getest met behulp van de 4 S’en test. Elke leerling wordt gedurende zijn/haar loopbaan gevolgd door het LVS BeweegBaas. Dit, om de ontwikkeling van de leerling in kaart te blijven houden en behoeftes eruit te halen. Dit gaat niet alleen op motorisch vlak, maar ook op behoefte in zwemondersteuning of behoefte om een leerling naar een sportvereniging te begeleiden. Aan leerlingen die obstakels ervaren om tot een actief leven te komen wordt vervolgens hulp aangeboden. Het gaat dus niet zo zeer om de testen, maar het gaat om de gebruik van de gegevens. Is daar over nagedacht en wordt daarnaar gehandeld. De combinatie 4 S’en test en BeweegBaas is voor ons een gouden combinatie! Op deze manier heb je ook ondersteunende gegevens op het moment dat je in gesprek gaat met ouders, leerkrachten en IB. Meer informatie nodig over hoe wij het hebben ingericht? Neem vooral contact op.
Beste Gerben,
Dank voor je uitgebreide en informatieve reactie.
Je wijst terecht op de noodzaak van een doordachte en gerichte aanpak bij het testen van leerlingen in de context van bewegingsonderwijs. Het gaat er niet om te testen om het testen, maar om een weloverwogen strategie waarbij de verkregen data benut wordt om zowel het onderwijs als de begeleiding op een hoger niveau te tillen.
Het is bijzonder stimulerend om te horen hoe jullie met behulp van de 4 S’en test en het LVS BeweegBaas op een methodische wijze de voortgang van leerlingen volgen. Dit niet alleen op motorisch gebied maar ook betreft aspecten als zwemondersteuning en de oriëntatie op sportverenigingen. Het getuigt van een holistische benadering die veelbelovend klinkt.
De transparantie naar alle betrokken partijen – ouders, leerkrachten en intern begeleiders – onderstreept de inclusiviteit van jullie benadering, en het cruciale belang van samenwerking in het streven naar een verbeterde kwaliteit van bewegingsonderwijs.
Jouw uitnodiging om dieper in te gaan op jullie aanpak waardeer ik zeer. Het zou inderdaad waardevol zijn om te verkennen hoe we deze methodiek breder kunnen implementeren, met als doel het bewegingsonderwijs in zijn algemeenheid te verbeteren.
Hartelijk dank voor je waardevolle bijdrage aan deze discussie.
Het is zeker van belang te volgen of een kind beschikt over de motorische basisegenschappen, maar ik zou vooral de aandacht leggen op meerdere malen per week een gedifferentieerd en gevarieerd aanbod in beweging te creëren, waarbij alle facetten wekelijks aan bod komen, zodat kinderen tijdens bewegingsonderwijs voldoende uitgedaagd worden om bewegen op alle facetten te leren. Men mag ervanuit gaan dat elke gecertificeerde docent bewegingsonderwijs een goede kijk heeft op de motorische basiseigenschappen van zijn leerlingen. Merkt deze docent dat een leerling uitvalt op deze basis dan zou hij zich verantwoordelijk moeten voelen contact op te nemen met ouders en waar mogelijk een remedial teacher (of zelfs fysiotherapeut in het speciaal onderwijs) om in dialoog te gaan en advies te geven. Plezier staat voorop, ongeacht wat een kind kan. Als kinderen plezier hebben aan bewegen is de kans groter dat zij ook buiten de gymlessen ook meer bewegen, zodra zij hier de ruimte voor krijgen. Dus veel buitenspelen (tijdens en buiten schooltijd) en creatief bewegend leren helpt ook mee de motoriek van kinderen te verbeteren.
Testen is vooral in het belang van de overheid om erachter te komen hoe het ervoor staat met de motoriek van de Nederlandse kinderen, maar ik vraag me af of perse alle kinderen getest moeten worden. Vertrouw op de kunde van de vakleerkracht bewegingsonderwijs en als er dan getest moet worden, test dan alleen de kinderen waarvan twijfel of duidelijk is dat zij de norm voor motorische basiseigenschappen niet halen. Maar doe dit wel op een creatieve speelse manier, zodat het kind niet doorheeft dat het beoordeeld wordt op zij kunnen.
Dus vooral meerdere malen per week een gedifferentieerd en gevarieerd aanbod door een vakleerkracht bewegingsonderwijs en daarnaast lekker veel buitenspelen en bewegend leren. Laat kinderen plezier hebben aan bewegen ongeacht wat zij al kunnen. Een norm is maar een norm en kinderen moeten het doen met hun lijf en omgeving. Dan kunnen we het maar beter zo leuk creatief en frequent mogelijk maken, zodat ze het lekker vaak doen.
Beste Daniëlle,
Bedankt voor je uitgebreide reactie en toelichting; helder.
Mooi en duidelijk is het onderscheid dat je maakt tussen het testen voor informatie voor beleid en de expertisen en deskundigheid van de vakleerkracht.
Ben het volledig met je afsluitende zin eens. 🙂 Hierop zou de aandacht en focus moeten liggen.