Handleiding DCD – in de vorm van een blog

Dit is een pagina in ontwikkeling - versie 27 april

Motorische competentie: de basis voor een leven lang bewegen

Motorische competentie is het vermogen om een breed scala aan motorische vaardigheden nauwkeurig, gecontroleerd en gecoördineerd uit te voeren. Deze competentie vormt de basis voor een actief en gezond leven, omdat het kinderen én volwassenen in staat stelt om met plezier deel te nemen aan vrijetijds- en sportactiviteiten. Toch ontwikkelen niet alle kinderen de motorische vaardigheden die je op basis van hun leeftijd en ervaring zou verwachten.

Developmental Coordination Disorder (DCD): kenmerken en gevolgen

Wat is DCD?

Developmental Coordination Disorder (DCD) kenmerkt zich door grote moeite bij het verwerven van motorische vaardigheden die passen bij de leeftijd van het kind. Deze stoornis is een van de meest voorkomende ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en heeft ingrijpende gevolgen voor het dagelijks functioneren. DCD wordt vaak gemist door zorg- en onderwijsprofessionals, waardoor kinderen niet altijd de juiste begeleiding ontvangen.

Brede impact

Hoewel de diagnose zich richt op motorische problemen, kan DCD ook andere gebieden beïnvloeden, zoals:

  • Schoolprestaties
  • Sociale relaties
  • Lichamelijke gezondheid en fitheid
  • Algeheel welzijn

Impact op fysieke activiteit en fitheid

Kinderen met DCD nemen minder vaak deel aan sport en spel. Hierdoor ontstaan sneller sedentaire (inactieve) gewoonten, wat kan leiden tot:

  • Een lagere fysieke fitheid, met name op het gebied van uithoudingsvermogen, spierkracht en explosieve kracht
  • Een verhoogd risico op niet-overdraagbare ziektes op latere leeftijd

 

Het is daarom essentieel om zowel de hoeveelheid fysieke activiteit als de fitheid van kinderen met DCD te blijven monitoren en stimuleren.

Vaardigheidsoverdracht en motorisch leren

DCD wordt ook beschouwd als een motorische leerstoornis, omdat kinderen moeite hebben om nieuwe vaardigheden te verwerven en te automatiseren. Vooral complexe taken zoals gooien en vangen zijn lastig. Belangrijke aandachtspunten zijn:

  • Anticipatie en actie: veel taken vereisen een goede koppeling tussen waarneming en beweging.
  • Overdracht tussen verschillende contexten: kinderen met DCD vinden het vaak moeilijk om geleerde vaardigheden in een andere situatie toe te passen.
  • Motorische leertheorieën: deze bieden vakleerkrachten en sportcoaches handvatten om effectieve trainingsstrategieën te ontwikkelen.

Generaliseerbaarheid

Onderzoek naar vaardigheidsoverdracht richt zich op de mechanismen die het generaliseren van motorische vaardigheden mogelijk maken. Hierbij spelen factoren als oefenvariatie, taakcomplexiteit en het type motorische vaardigheid een belangrijke rol. Kennis over balans, coördinatie en timing is van groot belang om effectieve interventies te kunnen ontwerpen.

Taakgerichte training als veelbelovende aanpak

Taakgerichte training richt zich op het verbeteren van specifieke motorische vaardigheden (motorische skills) / beweegvaardigheden door de taak zo aan te passen dat kinderen optimaal kunnen oefenen. Deze aanpak:

  • Bevordert vaardigheidsoverdracht doordat de training direct is gekoppeld aan realistische situaties.
  • Heeft zich effectief bewezen bij kinderen met DCD en wordt aanbevolen om motorische beperkingen en problemen bij dagelijkse activiteiten te verminderen.
  • Sluit aan bij de ecologische systeemtheorie, waarin de wisselwerking tussen de individuele kenmerken van het kind, de taak en de omgeving centraal staat.

Groepsgerichte training

Traditioneel wordt taakgerichte training individueel of in kleine groepjes aangeboden door bijvoorbeeld een fysiotherapeut. Dat is niet altijd de meest motiverende setting. Daarom wordt er geëxperimenteerd met een groepsgerichte aanpak waarbij een vakleerkracht lichamelijke opvoeding en een speciale leerkracht samen met de kinderen op school trainen. Belangrijke elementen zijn:

  • Veel oefening in een plezierige, sociale omgeving.
  • Positieve beleving en succeservaringen binnen een groep leeftijdsgenoten.

 

Zelfbeeld bij kinderen met DCD

Het zal niet verrassen dat leerlingen met DCD, door de kenmerken van hun aandoening, moeite hebben met veel schooltaken.
Activiteiten zoals knutselen, schrijven en gymnastiek leveren vaak problemen op.
Bedenk daarbij dat 30 tot 60 procent van de schooltaken een beroep doet op motorische vaardigheden. Wat voor andere kinderen vanzelfsprekend en moeiteloos verloopt, vraagt van leerlingen met DCD vaak (mentale) inspanning en extra energie.

Ook algemene dagelijkse handelingen, zoals aan- en uitkleden, eten met bestek, buitenspelen en sporten, kosten hen veel moeite. Dit alles heeft vaak een negatief effect op het zelfbeeld van het kind.

Kinderen met DCD kunnen uit frustratie boos reageren wanneer het hen niet lukt om activiteiten goed uit te voeren, zoals hun leeftijdsgenoten dat doen. De inspanning die eenvoudige activiteiten kosten, zorgt ervoor dat hun emotionele draagkracht sneller uitgeput raakt – waardoor de drempel voor een emotionele uitbarsting lager wordt.

Vaak zie je dat deze kinderen beweeg- en spelactiviteiten vermijden. Ze haken af.
Soms vertonen ze clownesk gedrag: een manier om onhandigheid te verbloemen als het wéér niet lukt om bijvoorbeeld een bal in het doel te schoppen, een beker drinken omgaat of een pennenbakje van de tafel valt.

Daarnaast stellen kinderen met DCD regelmatig onrealistische doelen op motorisch vlak. Men vermoedt dat ze dit doen om hun zelfbeeld te beschermen.

'Ja, maar dit kan iedereen!' - een voorbeeld

Over doelen stellen en motivatie bij kinderen met DCD

Kinderen als Jos en Bob willen graag meedoen met hun leeftijdsgenoten. Jos wil beter leren voetballen, Bob droomt ervan te skateboarden in een halfpipe. Maar als je hen vraagt welke doelen ze willen bereiken, stellen ze doelen die óf zo hoog zijn dat ze vrijwel onhaalbaar zijn, óf zo laag dat succes vanzelfsprekend lijkt.

Bij kinderen als Jos en Bob is het lastig om complimenten effectief in te zetten. Ze zijn vaak niet geneigd kleine stapjes te waarderen of hun leerproces stap voor stap op te bouwen.
Een voorstel om bijvoorbeeld eerst op het skateboard te gaan zitten om te wennen, wuift Bob resoluut weg.

Bij zulke hoge doelen is de kans op mislukking groot. En lukt het wél? Dan reageren ze vaak: “Ach, dit is zo makkelijk, dit kan iedereen!”

De manier waarop zij succes of falen verklaren (de attributiestijl) bemoeilijkt het oefenen:

  • Externe attributie: Als iets lukt, schrijven ze dat toe aan geluk of toeval.

  • Interne attributie: Als iets mislukt, zien ze dat als bevestiging dat ze het niet kunnen.

Behaalde doelen ervaren ze zelden als het resultaat van hun eigen inzet of groei.
Hierdoor blijft hun motivatie laag en groeit hun zelfvertrouwen nauwelijks.

 

DCD en B-SMECS

Dit is het thema waar we op dit moment aan werken.
Zodra we tevreden zijn over het resultaat, zullen we het hier met je delen. 😊

 

 

WORDT VERVOLGD

De komende periode zullen we deze pagina verder aanvullen.
Voor nu verwijzen we je graag naar het boek Onderwijs in Bewegen op de Basisschool voor meer informatie.

Alvast meer lezen over NTT?
Hier kun je het basisverhaal eenvoudig als E-book downloaden.

Dit is een pagina in ontwikkeling

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *