Attributie, competentie en manieren van leren

Introductie van de derde pijler

Binnen het derde domein van de Neuromotor Task Training (NTT) ligt de focus op attributie, competentie en de diverse manieren van leren. Dit domein onderzoekt het samenspel tussen attributie en competentie en hun invloed op de leerhouding en motivatie van kinderen. We zullen verkennen hoe een diepgaand begrip van deze aspecten cruciaal is voor het effectief aanleren van vaardigheden bij kinderen, en hoe deze kind- en contextsensitief zijn. Ook de rol van verwachtingen, zowel van het kind zelf als van de leerkracht of therapeut, wordt belicht.

In dit blogartikel, dat deels is gebaseerd op de uitwerking van deze pijler binnen onze online leeromgeving, duiken we dieper in het proces van attributie. We zullen de complexe dynamiek die deze elementen met zich meebrengen uitdiepen, en de impact ervan op het leerproces van kinderen – met bewegingsuitdagingen – analyseren.

Attributie: Begrijpen van oorzaken en gevolgen

Attributietheorie stelt dat mensen geneigd zijn om oorzaken te zoeken wanneer zij geconfronteerd worden met een gebeurtenis die een onverwacht of negatief resultaat heeft. De behoefte om ‘waarom’ te vragen is een fundamentele menselijke drang om de wereld om ons heen te begrijpen en controle te krijgen over onze interacties. Causale toeschrijvingen, of attributies, helpen ons beter te begrijpen wat er is gebeurd en hoe we in de toekomst anders kunnen handelen. Individuele verschillen tussen kinderen beïnvloeden hun denkwijze, wat op zijn beurt hun succes of falen bepaalt.

Attributie kan worden onderverdeeld in twee typen:

  • Externe attributie: Zowel kinderen als volwassenen kunnen succes of falen toeschrijven aan externe factoren buiten hun eigen invloed. Bijvoorbeeld, een kind kan denken: ‘Ik kon er niets aan doen.’ Dit geeft aan dat de oorzaak van het resultaat wordt gezien als iets buiten hun controle.
  • Interne attributie: Hierbij schrijft een kind succes of falen toe aan interne factoren binnen de eigen invloed. Het kind kan bijvoorbeeld denken: ‘Dit is mijn eigen prestatie.
 

Het onderscheid tussen interne en externe attributie is belangrijk, omdat het bepaalt of een kind een mislukking ziet als een leerervaring of dat het ontmoedigd raakt. Dit inzicht is essentieel voor opvoeders, therapeuten en begeleiders van beweegactiviteiten die streven naar het versterken van de veerkracht en zelfeffectiviteit van kinderen die ze ondersteunen.

Drie causale dimensies

De attributietheorie onderscheidt attributies aan de hand van drie causale dimensies: de plaats van de oorzaak, de stabiliteit, en de beheersbaarheid.

  • Plaats van de oorzaak: Deze kan intern of extern zijn.
  • Stabiliteit: De oorzaak kan worden gezien als een stabiele (onveranderlijke) of een variabele (veranderlijke) eigenschap.
  • Beheersbaarheid: De oorzaak kan beheersbaar of onbeheersbaar zijn voor de betreffende persoon.

Om de causale toeschrijving van een leerling nauwkeuriger te onderzoeken, stellen we de volgende vragen:

  1. Is de toeschrijving intern of extern?
  2. Is de toeschrijving stabiel of variabel?
  3. Is de toeschrijving beheersbaar of onbeheersbaar?
 

Voordat we enkele concrete voorbeelden presenteren, zullen we eerst nog wat zeggen over de rol van emotie en motivatie in relatie tot het attributieproces.

De rol van emotionele reacties en motivatie

De invloed van attributies op motivatie is aanzienlijk: ze kunnen de motivatie zowel versterken als ondermijnen. Een cruciaal element hierin is de emotionele reactie van de leerling op zijn attributie, die direct zijn toekomstig gedrag beïnvloedt. Typische positieve emotionele reacties omvatten trots, zelfvertrouwen en hoop. Negatieve reacties zijn onder meer zelftwijfel, wanhoop, schuldgevoel en schaamte. Bijvoorbeeld, een leerling die zijn succes toeschrijft aan interne factoren zoals aanleg of inzet, kan gevoelens van trots ervaren, wat zijn motivatie voor toekomstige uitdagingen verhoogt. Aan de andere kant kan het intern toeschrijven van slechte resultaten aan aanleg leiden tot verminderd zelfvertrouwen en wanhoop, wat uiteindelijk de motivatie vermindert.

Toekomstverwachtingen en stabiliteit

Onderzoek toont aan dat van de drie causale dimensies, stabiliteit de grootste invloed heeft op toekomstverwachtingen. Een stabiele attributie bij een resultaat betekent dat de leerling een vergelijkbaar resultaat verwacht in de toekomst. Een instabiele attributie, daarentegen, kan leiden tot veranderde verwachtingen. Dit inzicht is cruciaal voor het effectief begeleiden van leerprocessen, vooral in het aanleren van motorische vaardigheden.

Invloed van attributies op het leren van motorische vaardigheden

Drie concrete voorbeelden die illustreren hoe verschillende attributies een rol spelen bij het leren van motorische vaardigheden:

Voorbeeld 1
Een jonge basketballer mist herhaaldelijk vrije worpen tijdens een training. Als hij deze fouten toeschrijft aan externe factoren zoals de kwaliteit van de bal of afleidingen in de sporthal, mist hij mogelijk de kans om te werken aan techniekverbetering. Als hij daarentegen de fouten intern attribueert, ziet hij dit als een persoonlijke uitdaging om zijn vaardigheden te verbeteren.

Voorbeeld 2
Een turner die een nieuwe routine leert, kan aanvankelijke mislukkingen toeschrijven aan de complexiteit van de bewegingen (stabiele externe attributie). Dit kan zijn verwachtingen temperen en hem ontmoedigen om te blijven proberen. Als hij echter gelooft dat zijn vaardigheden met oefening zullen verbeteren (instabiele interne attributie), blijft hij gemotiveerd om te oefenen en te verbeteren.

Voorbeeld 3

Een kind leert zwemmen en is eerst bang om zonder drijfmiddelen te zwemmen. Als het kind deze angst toeschrijft aan een tijdelijk gebrek aan vaardigheid (instabiel en intern), is het waarschijnlijker dat het blijft oefenen en vorderingen maakt. Als de angst echter wordt gezien als een permanent persoonlijk tekort (stabiel en intern), kan het kind ontmoedigd raken en stoppen met proberen.

Deze voorbeelden benadrukken hoe belangrijk het is voor begeleiders van beweegactiviteiten, instructeurs en therapeuten om bewust te zijn van de attributiestijlen van kinderen die ze begeleiden en deze actief te beïnvloeden richting meer adaptieve, interne en instabiele attributies, wat kan leiden tot betere leerresultaten en grotere veerkracht.

Aanvullende voorbeelden

Hieronder enkele aanvullende voorbeelden die verduidelijken hoe ‘succes’ en ‘falen’ kunnen worden toegeschreven aan verschillende factoren.

  1. Interne versus externe attributie in tennis: Een jonge tennisser probeert een nieuwe slag te leren. Na enkele mislukte pogingen:

    • Interne attributie: De leerling denkt: “Ik ben nog niet goed genoeg in deze techniek, maar als ik blijf oefenen, zal ik verbeteren.” Deze overtuiging leidt tot verhoogde motivatie en aanhoudende inspanning, omdat de leerling gelooft dat succes binnen zijn controle en vermogen ligt.
    • Externe attributie: De leerling denkt: “Deze bal is gewoon te moeilijk om te slaan,” of “De wind verpest mijn spel.” Deze opvatting kan leiden tot frustratie en verminderde motivatie omdat de leerling gelooft dat de factoren buiten zijn controle liggen.

2. Stabiele versus variabele attributie in zwemmen: Een kind leert zwemmen en heeft moeite met de borstcrawl. Na feedback van de instructeur:

    • Stabiele attributie: Het kind denkt: “Ik ben altijd slecht geweest in sport; zwemmen is niets voor mij.” Deze vaste overtuiging kan leiden tot een gebrek aan inspanning en progressie omdat het kind denkt dat de situatie onveranderlijk is.
    • Variabele attributie: Het kind denkt: “Ik heb vandaag moeite met deze slag, maar met meer oefening kan ik verbeteren.” Deze flexibele houding bevordert leerbaarheid en doorzettingsvermogen, aangezien het kind erkent dat vaardigheden kunnen verbeteren met tijd en oefening.

3. Beheersbare versus onbeheersbare attributie in ballet: Een balletdanser werkt aan een complexe choreografie. Na enkele keren struikelen over dezelfde stap:

    • Beheersbare attributie: De danser denkt: “Ik moet meer aandacht besteden aan mijn voetpositionering om deze stap correct uit te voeren.” Deze attributie stimuleert probleemoplossend denken en zelfcorrectie.
    • Onbeheersbare attributie: De danser denkt: “De vloer is te glad; dat is waarom ik steeds val.” Dit kan leiden tot ontmoediging en een passieve houding, waarbij de danser voelt dat de situatie buiten zijn controle ligt.

Deze voorbeelden verduidelijken hoe attributiestijlen direct de leerhouding en het succes bij het aanleren van nieuwe motorische vaardigheden beïnvloeden. Door inzicht te hebben in hoe leerlingen hun successen en mislukkingen attribueren, kunnen begeleiders van bewegingsactiviteiten, instructeurs en therapeuten gerichter ondersteunen en ingrijpen om positieve leerresultaten te bevorderen.

Anders handelen door ‘beter’ begrijpen

Oorzakelijke toeschrijving, of attributie, helpt een kind om gebeurtenissen beter te begrijpen en daardoor in de toekomst anders te handelen. Attributie beïnvloedt rechtstreeks de gemoedstoestand, het zelfvertrouwen en het toekomstige gedrag van het kind.

Kinderen die een externe attributiestijl hanteren, schrijven succes of falen toe aan factoren buiten zichzelf. Daarentegen, bij een interne attributiestijl, attribueren kinderen succes of falen aan factoren binnen hun eigen controle. Deze interne attributiestijl beschouwt falen als een stimulans voor leren, aangezien kinderen zelf actie kunnen ondernemen om hun prestaties te verbeteren. Bij externe attributie bestaat echter het risico dat falen leidt tot opgeven of het afschuiven van verantwoordelijkheid.

Voor het motorische leerproces is het essentieel dat feedback gericht is op het stimuleren van een interne attributiestijl. Leerkrachten en andere beïnvloeders van beweeggedrag moeten daarom feedback geven die verwijst naar veranderbare factoren, zodat kinderen gemotiveerd blijven om hun vaardigheden te verbeteren.

Samenvatting en vooruitblik: Kerncomponenten van motorisch leren en motivatie

Attributietheorie, competentie, verschillende manieren van motorisch leren, en verwachtingen zijn cruciale elementen in het begrijpen van menselijk gedrag en motivatie, vooral binnen educatieve en sportieve contexten. Deze concepten dragen elk op een unieke manier bij aan onze perceptie van succes en vormen ons continu lerend proces.

In volgende blogs en binnen de onlineleeromgeving verkennen we hoe deze concepten met elkaar verweven zijn en samen invloed uitoefenen op hoe individuen hun eigen capaciteiten en die van anderen interpreteren en waarderen.

Attributietheorie richt zich op hoe mensen de oorzaken van hun eigen gedrag en dat van anderen, evenals de uitkomsten daarvan, verklaren. Mensen maken een onderscheid tussen interne attributies, zoals persoonlijke capaciteiten of inspanningen, en externe attributies, zoals geluk of de moeilijkheidsgraad van een taak. Deze percepties beïnvloeden significant hun motivatie en toekomstige verwachtingen.

Competentie is een kernbegrip binnen de self-determination theory (SDT) van Deci en Ryan, waarbij een gevoel van bekwaamheid cruciaal wordt geacht voor intrinsieke motivatie en psychologische groei, samen met autonomie en verbondenheid. Het hebben van actie- en optiekeuzes en het ervaren van informatiewaarde of een controlerend aspect dat de ontvangen feedback oproept is hierbij van essentieel belang.

Motorisch leren manifesteert zich in twee vormen: expliciet en impliciet. Expliciet leren is een bewust en gestructureerd proces, vaak ondersteund door verbale instructies en feedback. Impliciet leren daarentegen vindt onbewust plaats, zonder expliciete kennis van wat wordt geleerd, en gebeurt vaak door herhaling en praktijk. De keuze van leermethode wordt beïnvloed door de context, individuele voorkeuren en de waargenomen competentie.

Verwachtingen en hun beheer zijn essentieel in zowel educatie in het algemeen als binnen beweegweegactiviteiten. Ze worden gevormd door eerdere ervaringen, attributies van vorige successen of mislukkingen, en de algemene zelfeffectiviteit. Effectief verwachtingsmanagement, waarbij leraren, begeleiders of therapeuten de verwachtingen aanpassen aan realistische doelen, is cruciaal door het stellen van haalbare uitdagingen en het geven van effectieve feedback.

Deze concepten zijn onderling verbonden: attributies beïnvloeden het gevoel van competentie, dat op zijn beurt de keuze van motorische leermethoden beïnvloedt, en samen bepalen deze de verwachtingen van zowel zichzelf als anderen. Het begrijpen van deze dynamiek kan ons helpen effectievere leer- en trainingsstrategieën te ontwikkelen, die de motivatie en prestaties verbeteren en optimaliseren.

Kortom, motorische competentie is ‘werk in uitvoering’. De huidige beweegmogelijkheden van kinderen zijn het resultaat van hun aanleg, de beschikbare en benutte beweegkansen, en de mate waarin ze ervaringen van succes en mislukking hebben ondergaan en daarmee zijn omgegaan.

Benieuwd naar meer informatie over Neuromotor Task Training (NTT)?

Volg de link om meer te ontdekken

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *