De driefasentheorie; de klassieke manier om naar motorisch leren te kijken.
In de vroege jaren zeventig werd een belangrijk fundament gelegd voor ons begrip van motorisch leren, voornamelijk door het werk van Fitts en Posner (1967) en Richard Schmidt (1975). Hun theorieën over gegeneraliseerde motorprogramma’s en de driefasentheorie hebben onze benadering van het leren en onderwijzen van motorische vaardigheden diepgaand beïnvloed.
Gegeneraliseerde motorprogramma's en schema's
Richard Schmidt introduceerde het idee dat we niet specifieke bewegingen leren, maar eerder algemene bewegingsregels – een soort motorische grammatica. Dit stelt ons in staat om flexibel en adequaat te reageren in verschillende situaties. Deze benadering, bekend als gegeneraliseerde motorprogramma’s of schema’s, ondersteunt het leren van een breed scala aan bewegingen binnen vergelijkbare ‘klassen’ van activiteiten.

De driefasentheorie uitgelegd
Volgens Fitts en Posner doorloopt het leren van complexe bewegingen drie opeenvolgende fasen:
- Cognitieve fase: In deze fase focust de leerling op het begrijpen van wat geleerd moet worden. Dit omvat het ontwikkelen van een basisbegrip en een initieel motorprogramma voor de nieuwe vaardigheid.
- Associatieve fase: In deze fase vindt verfijning van de vaardigheid plaats door praktijk. De uitvoering wordt efficiënter doordat meer vrijheidsgraden worden toegelaten.
- Autonome fase: Hier is de vaardigheid zo geïnternaliseerd dat deze uitgevoerd kan worden zonder bewuste aandacht, wat ruimte biedt voor multitasking.
Deze fasen markeren een geleidelijke overgang waarbij de cognitieve betrokkenheid afneemt en automatisering toeneemt. De lijnen tussen de fasen functioneren meer als een spectrum dan als strikte grenzen, wat betekent dat leerlingen geleidelijk evolueren in hun leerproces.

Praktische implicaties
In de praktijk betekent dit dat sommige leerlingen momenten van inzicht en progressie zullen ervaren die niet altijd direct aan een specifieke fase toe te wijzen zijn. Het is daarom cruciaal voor leerkrachten en therapeuten om deze overgangen te herkennen en hun onderwijs- en feedbackstrategieën dienovereenkomstig aan te passen. Door alert te zijn op subtiele signalen van verandering in het leerproces, kunnen instructeurs effectiever inspelen op de behoeften van hun leerlingen en hen aanmoedigen en ondersteunen bij elke stap.
Conclusie
Het begrijpen van de dynamiek tussen de drie fasen biedt een fundament voor een flexibele en responsieve benadering van motorisch onderwijs, waarbij de unieke leertrajecten van individuele leerlingen worden geëerd en ondersteund. Door deze inzichten toe te passen, kunnen we leerlingen helpen om motorische vaardigheden met meer vertrouwen en efficiëntie te ontwikkelen.
In dit derde thema staan we ook uitgebreid stil bij het ‘nieuwe motorische leren’ en de praktische implicaties ervan.
Toelichting en nuancering
De impact van Klassiek Leren in de verwerving van motorische vaardigheden
Het concept van ‘klassiek leren’, zoals ontwikkeld door vooraanstaande pioniers zoals Richard Schmidt, Paul Fitts, en Michael Posner, heeft een fundamentele basis gelegd voor het begrijpen van hoe motorische vaardigheden worden verworven. Terwijl ‘traditioneel’ leren vaak geassocieerd wordt met gevestigde, soms verouderde methoden, draagt ‘klassiek leren’ een connotatie van tijdloosheid en blijvende relevantie, vergelijkbaar met klassieke kunst of literatuur. Deze term benadrukt de blijvende invloed en de wetenschappelijke elegantie van de leertheorieën die zij hebben ontwikkeld.
De klassieke benadering, gekenmerkt door een systematische en empirisch onderbouwde methodologie, heeft niet alleen de pedagogische en therapeutische praktijken decennialang beïnvloed, maar blijft ook een cruciale rol spelen in moderne benaderingen van motorisch leren. Dit is te danken aan de robuuste, wetenschappelijk onderbouwde principes die de pioniers hebben geïntroduceerd, zoals de nadruk op gestructureerde instructie, het belang van bewustzijn en intentie in beweging, en het cruciale belang van herhaling voor het automatiseren van vaardigheden.
Door het gebruik van de term ‘klassiek’ erkennen we de blijvende waarde en superioriteit van hun benaderingen, die net als klassieke werken in andere velden, blijven bijdragen aan en evolueren met de hedendaagse praktijk. Deze erkenning doet recht aan het grootse werk en de invloed van deze geleerden, en zorgt ervoor dat hun bijdragen worden gezien als fundamenteel en richtinggevend voor toekomstige generaties binnen het vakgebied van motorisch leren.
Bekijk alvast het eerste thema en krijg een voorsprong in je begrip van deze complexe, maar boeiende materie. Klik hier voor directe toegang.
Wil je alvast meer informatie? Ga dan naar 👉 hier.
Meer informatie over whole en part practice en verder lezen over sensomotoriek?