Perfecte imperfecties; trends en ontwikkelingen - Spelen met gedrag

Perfecte imperfecties; trends en ontwikkelingen

Op (on)regelmatige basis komen we bij elkaar en wisselen we van gedachten over thema’s die ons bezighouden. Soms over grote thema’s zoals het klimaat, leiderschap (of het gebrek eraan) maar vaak ook over onderwerpen die in het hier-en-nu naar voren komen; zich opdringen is misschien duidelijker geformuleerd.  

In het publieke debat lijken we veelal niet verder te komen dan ‘agree to disagree’. Alsof dit het hoogst haalbare is geworden. Een van de collega’s merkte op: “het is naast polarisatie een van de weinige constanten geworden.”

Elkaar uitnodigen

Wanneer we bij elkaar zitten komen er uiteraard ook zaken uit het publieke debat naar voren. We proberen elkaar dan mee te nemen in elkaars verschillende perspectieven vanuit de overtuiging dat de werkelijkheid veelgelaagd en meerduidig is.

Het uitgangspunt is elkaar nadrukkelijk uitnodigen om het ook eens op ‘die andere manier’ te bekijken.

Maar meestal proberen we aan de hand van een concreet voorbeeld, een verhaal of een metafoor van gedachten te wisselen wat deze specifieke situatie inhoudt of zou kunnen betekenen voor de praktijk van alledag.

Laatst kwamen we te spreken over verschillende perspectieven en trends die zich binnen het onderwijs en in het bijzonder binnen het onderwijs in het bewegen lijken af te tekenen. We zijn met elkaar in gesprek gegaan op basis van, naar ons idee een bekende metafoor; die van de waterdrager.

Meer oog voor

In een vorig blog ‘Gun jezelf de vrijheid’ schreef ik over onderwijsdoelen en misschien nog wel meer, omdat die vaak onderbelicht blijven, de bijvangsten van het geven van onderwijs. Het werd een pleidooi om oog te hebben voor deze bijvangsten.

De metafoor van de waterdrager leent zich, naar mijn idee, goed om verdiepend op ‘onderwijsdoelen en bijvangsten’ in te gaan.

DE WATERDRAGER

In een warm land hier ver vandaan, leefde een waterdrager die elke dag met twee aarden kruiken aan een bamboestok over zijn schouders water ging halen voor zijn meester. Het waren geen nieuwe kruiken meer – al zo lang hij zich kon herinneren gebruikte hij dezelfde kruiken. Eén kruik was vanwege ouderdom – en een heel klein ongelukje – gebarsten. Helemaal onderin zat een vrijwel onzichtbare kleine barst. En ja, dat had gevolgen: onderweg sijpelde er druppelsgewijs wat water uit de kruik, zodat hij bij aankomst niet helemaal vol meer was.

Kijk nauwkeurig en je ziet de barst

In plaats van twee kruiken water, kreeg de meester elke keer maar ruim anderhalve kruik water. De gebarsten kruik begon zich steeds meer te schamen voor zijn gebrek en op een dag zei hij tegen de waterdrager: ‘Neem mij niet kwalijk, ik doe mijn uiterste best, maar ik kan nooit al het water binnenin me vasthouden. Ik schaam mij diep dat ik niet net zo goed al het water kan meenemen, als de kruik aan de andere kant.’ De kruik wilde zich wel onzichtbaar maken omdat hij zich zo schaamde voor zijn tekortkoming. Hij voelde zich maar een halve kruik en wilde er eigenlijk liever mee ophouden.

Die barst is er nu eenmaal

Hij kon aan niets anders meer denken. Als hij nou maar iets wist te verzinnen waardoor hij óók al het water kon behouden. Maar nee, hij kon het niet anders doen, want die barst was er nou eenmaal – ook al zag niemand het. De waterdrager begon te lachen en zei: ‘Ben je nou helemaal mal? Heb je me horen klagen? Het geeft immers niks dat er geen twee volle kruiken water in het huis aankomen! Ik heb aan anderhalve kruik water per dag genoeg. Tob er maar niet langer over. Het is goed zo.’ Een poosje ging het goed, en de waterdrager hoorde de oude kruik niet meer. Er gingen nog altijd vele druppels water verloren, maar erger dan het was werd het niet. De waterdrager was het hele voorval eigenlijk alweer vergeten. De kruik niet. Hij had er nog altijd veel moeite mee.

Minderwaardig

Hij voelde zich minderwaardig aan de goede kruik aan de andere kant en begon opnieuw te klagen: ‘Ik kan het maar niet van mij afzetten, waterdrager. Ik kan het gewoon niet. Doe mij maar weg en neem een kruik zonder gebreken.’ De waterdrager nam de kruik eens goed op, en zei tegen hem:

‘Heb jij onderweg wel eens goed om je heen gekeken? Of kijk jij alleen maar naar jezelf en naar binnen?’

Doe je ogen eens open, kruik en zie eens hoe de wereld om je heen eruitziet! Kijk eens wat een prachtige bloemen hier bloeien langs het pad waar je altijd langs komt als we water halen. Geniet eens van de kleuren, en vraag je dan eens af waar die bloemen vandaan zouden kunnen komen … Kijk eens om je heen.’

Kijk om je heen

De kruik deed wat de waterdrager had gezegd, en tot zijn grote verbazing zag hij langs de kant waar hij altijd aan het juk hing, prachtig bloeiende bloemen. Waarom had hij die nog niet eerder gezien? Hij werd er blij van. Voorzichtig keek hij naar de andere kant van het pad en nee, daar zag hij geen enkele bloem; er was enkel droog zand te zien, waarin stenen en schelpen lagen. Maar een bloem of een grassprietje? Nergens te bekennen. De kruik werd er vrolijk van. ‘Dankjewel, waterdrager, het is fijn naar deze bloemen te kijken terwijl we erlangs lopen. Dat verzoent mij een beetje met mijn lot.’

Ja, maar...

‘Ja, maar denk nou eens verder na’, antwoordde de waterdrager. ‘Heb jij je wel eens afgevraagd waar die bloemen vandaan komen?’ Daar had de kruik nog geen gedachte aan gewijd. En een tijdlang was het stil. Hoe kan dat toch, dat hier bloemen bloeien en aan de andere kant niet? Hij kon er geen antwoord op vinden. ‘Ik zal je helpen’, zei de waterdrager. ‘Die bloemen heb ik een tijd geleden hier gezaaid. En weet je waarom dat juist hier kon? Dankzij die barst van jou, kan ik die bloemen elke dag al lopend water geven. De andere kruik kan dat niet …!

‘Daarom heb ik alleen aan jouw kant bloemen gezaaid en niet aan de andere kant.’

De wereld is mooier geworden, kruik, en dat alleen omdat jij een barst hebt waardoor druppels water op de bloemen vallen.’ De kruik wist niet wat hij hoorde. Hij was met stomheid geslagen.

Ja, maar...

Hij kón iets – juist door zijn onvolkomenheid, door zijn tekortkoming – wat de goede kruik die helemaal gaaf was, níet kon. De kruik kon het bijna niet bevatten, maar hij werd er zó blij en warm van. Hij deed niets anders dan om zich heen kijken, en taalde niet meer naar schaamte over zijn gebrek. Integendeel, hij kweet zich met grote zorg van wat hij als zijn werk beschouwde: op tijd en zorgvuldig alle bloemen hun druppels water geven. En hij genoot van zijn leven!

Tot zover deze bewerking, van een bewerking, van een bewerking van een bewerkt volksverhaal uit India, zover ik heb kunnen nagaan. Het verhaal is ook opgenomen in het boek ‘Beter spelen en bewegen met kleuters’.

Graag hoor ik, eerlijk gezegd ben ik er ook benieuwd naar, hoe jij naar onderwijsdoelen en bijvangsten kijkt in het licht van deze metafoor en wat dit voor je betekent in de dagelijkse praktijk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *