‘Ja, maar denk nou eens verder na’, antwoordde de waterdrager. ‘Heb jij je wel eens afgevraagd waar die bloemen vandaan komen?’ Daar had de kruik nog geen gedachte aan gewijd. En een tijdlang was het stil. Hoe kan dat toch, dat hier bloemen bloeien en aan de andere kant niet? Hij kon er geen antwoord op vinden. ‘Ik zal je helpen’, zei de waterdrager. ‘Die bloemen heb ik een tijd geleden hier gezaaid. En weet je waarom dat juist hier kon? Dankzij die barst van jou, kan ik die bloemen elke dag al lopend water geven. De andere kruik kan dat niet …!
‘Daarom heb ik alleen aan jouw kant bloemen gezaaid en niet aan de andere kant.’
De wereld is mooier geworden, kruik, en dat alleen omdat jij een barst hebt waardoor druppels water op de bloemen vallen.’ De kruik wist niet wat hij hoorde. Hij was met stomheid geslagen.